Ik had natuurlijk Een Steekje Los? al ontwikkeld. In 2010 ben ik begonnen met het idee voor het basisspel voor volwassenen. Dat heb ik zelf bedacht, de uitbreidingssets ook. Ik heb veel affiniteit met psychiatrie en spelletjes, weinig met kinderen. Toen we het hadden ontwikkeld dachten veel mensen; het is voor kinderen, maar dat is niet zo. Vanaf 2014 kwam de vraag voor een kinderversie. Hoe meer bekendheid Een Steekje Los? kreeg, des te groter de vraag naar een kinderversie. Maar daarvoor moet je organisaties hebben met een grote achterban met kinderen en dat had ik niet. Dus ik heb gewacht op de goede timing. Toen kwam Samen Sterk zonder Stigma, die hebben veel contacten met scholen. Dus dacht ik, dit is het moment om aan te haken bij een partij die een grote achterban heeft.
Ik vond het ingewikkeld. Ik was heel erg afhankelijk van de mensen die veel van de belevingswereld van kinderen weten, omdat ik er zelf persoonlijk te weinig van weet. We zijn direct begonnen met het testen met kinderen en toen kwamen we er achter dat het anders moest. Kinderen willen veel meer dingen doen, willen continu betrokken blijven, dat is een andere belevingswereld dan die van volwassenen. Dus we moesten alles voorleggen. De testfase was drie keer zo lang, wel heel mooi.
Ander puntje wat we ervaren hebben, dit spel zou gespeeld gaan worden in grote groepen en klassen, dus we moesten aandacht besteden aan hoe je het speelt met grote groepen kinderen. Werkvormen hadden we, maar het was belangrijk dit mee te nemen in de testfase. Want als één docent het gaat geven, betekent dat de regels duidelijk beschreven moesten worden en getest moesten worden.
Wat er ook vanaf het begin bij kwam kijken, waren vragen over de leeftijden. Bij volwassenen maakt dat niet uit; dertig of tachtig, de vragen bij hetzelfde. Bij kinderen maakt dat wel uit. Het gaat om de leeftijd van zes tot dertien, dat was het idee. We hebben vanaf zes geschrapt, want voor een kind van zes is het te moeilijk, die kunnen nog niet goed lezen. En we merkten dat kinderen van twaalf jaar vooral willen discussiëren, waar jonge kinderen graag veel opdrachten doen. We hebben vanaf het begin gezocht hoe we dat moesten doen. We hebben er niet voor gekozen kaartjes te maken voor verschillende leeftijden, maar hebben kaartjes met moeilijke woorden een sterretje gegeven.
Dat zijn factoren waardoor dit proces extra intensief is geweest, omdat je op alles moet letten.
Het leukste is eigenlijk het testen met de kinderen zelf, omdat je dan echt ziet hoe makkelijk de kinderen het spel oppakken en dat zegt heel veel. Kinderen die zien kaartjes, een dobbelsteen en pionnen en die beginnen gewoon zonder dat ze maar een spelregel hebben gelezen. Voor kinderen is het veel vanzelfsprekender. Dat is hetzelfde met de dobbelsteen met de pijltjes. Volwassenen vragen “wat is een dobbelsteen met pijltjes?” en kinderen zeggen “oh, je mag alle kanten op gaan”.
Wat ik heel leuk vond is dat we kinderen in alles betrokken hebben en dat de promofilmpjes over de naam en de uitleg ook door kinderen gedaan zijn. Kinderen kunnen het beter uitleggen dan volwassenen. Wat ik verder leuk vond, was het verschil: volwassen gaan kaarten ordenen op categorie en thema en kinderen zeggen, “je staat op die kleur, op dat pictogram, kies een kaartje”. Kinderen pakken het makkelijk op. Wat ik ook heel leuk vind is dat kinderen veel makkelijker praten, die vertellen gewoon.
Een ander ding dat ik heel leuk vind is dat wij in België waren op een spellensymposium, toen we midden in de testfase van de juniorversie zaten. En in België wordt het spel veel gebruikt. We wisten niet dat de spellen zo populair zijn in België. Gezinshuizen en pleeggezinnen hebben het getest en gespeeld in België. Ze hebben meegekeken of het ook in België ingezet kan worden, want sommige kaarten zijn echt heel Nederlands.
Wat ik ook leuk vond was dat we een groepsapp met de projectgroep hadden en dat iedereen de reacties tijdens het testen in de app zette. We hebben van Friesland tot Zuid-Limburg getest en dat alle ervaringen in de groepsapp gedeeld werden, zorgde voor verbinding, enthousiasme en het delen van de ervaringen.
Wat ik hoop is dat dit spel de openheid over taboerijke onderwerpen en over psychische onderwerpen vergroot. Dat dit makkelijker bespreekbaar gemaakt wordt. En ik hoop echt dat dat bereikt word door dit bordspel in te zetten en dat kinderen het ook echt zelf gaan inzetten. Dat is waar het voor bedoelt is.
Het bedenken van de naam: ik heb echt nog nooit zoiets meegemaakt! Dat je een top 5 maakt van namen, en dat je gewoon 10 nieuwe namen terugkrijgt. Bizar! En het bleef maar doorgaan. Waar dat in zat, is dat we ons tijdens het hele traject hebben moeten focussen op het onderscheidende vermogen van dit spel. Er zijn al heel veel educatieve spellen voor kinderen, over sociale vaardigheden, zich sterker maken. Maar dit spel richt zich echt op het bespreekbaar maken, het gaat niet over zelfverzekerder worden. De namen waren te vaag. De naam moest in lijn zijn met Een Steekje Los? en Doe Je Mee?. De link met de psychiatrie moest er wel in, maar vooral de link met anders zijn. Want het is meer dan psychiatrie, het is op alle gebieden. Wat is anders? Wat is raar? Het mooie is dat de naam uiteindelijk veel gezegd is tijdens de testgroepen. Dat kinderen zeiden, “dat is raar”, of “dat is niet raar”. Daardoor is het voor en met de kinderen ontstaan. Dat is ook iets waar de fondsen van te voren wel een beetje bang voor waren. Het vooroordeel was, het wordt door volwassenen bedacht, het is een therapeutisch spel en dat is dus echt niet het geval. Ze zeiden, het is belangrijk kinderen te betrekken, en we hebben volgens mij wel 400 kinderen erbij betrokken, dus ik vind het mooi dat daarin gelukt is wat we gehoopt hadden.
Verder veel dank aan de fondsen die vertrouwen in dit project hebben gehad, en in ons om het te realiseren. Dat we nu ook de fondsen hebben gekregen om de implementatie te ontwikkelen, waardoor er nog een app met een implementatieplan kan gaan komen.